Geschiedenis kunstcollectie

In 1814 is De Nederlandsche Bank opgericht door koning Willem I. Vanaf het einde van de 19e eeuw kopen de directieleden af en toe kunstwerken, vooral voor hun eigen werkkamers. Daaronder zitten enkele juweeltjes, zoals twee schilderijen van George Hendrik Breitner. En stillevens van Coba Ritsema en Johanna Bauer-Stumpff, kunstenaressen die deel uitmaakten van de Amsterdamse Joffers.

In 1969 wordt de Adviescommissie Aankoop Kunstwerken opgericht. De commissie krijgt de taak kunst aan te kopen voor alle ruimtes in het gebouw. Van directiekamers tot vergaderzalen, van werkplekken tot ontvangstruimte. Deze commissie wordt in 1982 opgevolgd door de Kunstcommissie. Kunst moet breder worden ingezet, vindt deze commissie. Zo kunnen medewerkers kunstwerken uitkiezen voor hun eigen werkruimtes – voor een inspirerende werkomgeving.

In de jaren negentig worden veel nieuwe werken aangekocht en het aankoopbeleid wordt aangescherpt. Speerpunt is om werken van jonge kunstenaars aan te kopen en ze te volgen in hun carrière. Ook wordt er meer consistentie en verdieping aangebracht in de collectie. Voortaan wordt kunst gezien als een middel om gesprekken op gang te brengen over maatschappelijke thema's.

In deze tijd worden ook stappen gezet om de kunstcollectie zichtbaar te maken voor het publiek. Vanaf 1990 organiseert de Kunstcommissie daarom om de zes weken een tentoonstelling, die op afspraak te bezoeken is. Vaak krijgen opkomende kunstenaars en curatoren bij De Nederlandsche Bank een eerste podium om hun werk aan een groter publiek te tonen. Vanwege de verbouwing van het kantoor waren er geen tentoonstellingen in de afgelopen jaren. In het vernieuwde gebouw is alle ruimte voor tentoonstellingen. Daar kan je de kunstwerken bekijken. Kom je langs?