Educatie
Leer alles over de economie
“Vrolijkheid, statigheid en waardigheid”. Dat is wat het 250-guldenbiljet van ontwerper R.D.E. (Ootje) Oxenaar moest uitstralen. De vuurtoren, geïnspireerd op die van Haamstede in Zeeland, was een herkenbaar en benoembaar Nederlands symbool dat perfect aan deze DNB-eisen voldeed. Door de dwarse plaatsing van de vuurtoren brak het ontwerp met de conventies en nodigde het uit tot interactie – de gebruiker moest het biljet namelijk ‘staand’ bekijken. Dat een loep hierbij ook geen overbodige luxe is blijkt uit een bijzonder detail. In letters met een hoogte van 0,2 mm is namelijk een gedicht te lezen:
De golven slaan in woesten dans,
De wolken stormen langs de zon
En breken op den horizon,
De vuurtoren staat in “t geklots,
Fier op zijn eenzaamheid, zijn rots,
Alsof de zware stalen trans
Zich zonder hem niet welven kon
© DNB
Het gedicht telt maar liefst 40 woorden en is vooral bedoeld als beveiligingskenmerk. Een lastig na te maken biljet stond ook toen al hoog in het vaandel bij DNB. Hier is door de ontwerper op creatieve wijze aan voldaan. Zo past het watermerk – een duinkonijn – naadloos bij het thema, maar is het beestje eigenlijk gemodelleerd naar Oxenaars huisdier Nikkie.
Ook de waarde was al op zichzelf innovatief. Dit is namelijk het enige guldenbiljet van 250 gulden dat ooit is uitgegeven. Met de Vuurtoren kwam DNB tegemoet aan een behoefte naar biljetten met een waarde tussen de honderd en de duizend gulden. Door stijgende welvaart vormden briefjes van honderd toentertijd bijna de helft van de in omloop zijnde biljetten. De Vuurtoren was vrijwel direct populair onder het publiek, zowel om zijn praktische waarde als zijn vormgeving. Het is onderdeel van de huisje-boompje-beestje-reeks: een serie bankbiljetten die per coupure niet alleen heel herkenbaar moest zijn maar ook een benoembaar uiterlijk moest hebben – iets dat met de Vuurtoren zeker gelukt is.